Wanneer een airconditioner de verwarmingsfunctie start, is het ventilatortoerental laag en is de luchtstroom van een binnendeel in het begin zwak. Dit is om de interne onderdelen van het systeem op te warmen.

Tijdens de verwarmingsfunctie stopt het buitendeel met draaien en werkt het binnendeel op een zeer laag ventilatortoerental wanneer de ruimtetemperatuur boven de thermostaatinstelling komt. Als u de ruimte wilt verwarmen, stelt u de thermostaat in op een hogere stand.

Tijdens het verwarmen kan het systeem 7 tot 15 minuten stoppen met draaien voor de automatische ontdooiing. Tijdens de automatische ontdooiing knippert het indicatielampje Operation op het binnendeel.

De ventilator kan met zeer laag toerental draaien wanneer het systeem in de droogmodus staat.

Terwijl de ventilator in de superstille modus werkt, werkt deze op een zeer laag toerental.

Terwijl de ventilator in de automatische modus werkt, werkt deze op een zeer laag toerental.

---